
Wat mij bijzonder opviel, is de manier waarop AET industrie en ecologie met elkaar weet te verzoenen. Met een terminal van 1,5 miljoen vierkante meter behandelt AET jaarlijks meer dan 1 miljoen voertuigen, naast containers, projectlading en breakbulk. Dat gebeurt met indrukwekkende efficiëntie én oog voor de toekomst.
Vanaf 2026 zal AET als eerste terminal in het land ook walstroom aanbieden aan grote zeeschepen. Die schepen kunnen dan aanmeren zonder hun motoren te laten draaien, wat zorgt voor minder uitstoot én aanzienlijk minder geluidsoverlast. Dit is vooral belangrijk voor inwoners van Verrebroek, Kieldrecht en omliggende dorpen, die al jaren kampen met hinder van het lage gebrom van aangemeerde schepen.
De walstroom wordt gevoed door eigen windmolens en zonnepanelen op de terminal, en wordt lokaal opgeslagen in batterijen. Het project is goed voor een investering van ruim 25 miljoen euro, en kadert binnen een bredere samenwerking tussen publieke en private partners, met AET als initiatiefnemer en voortrekker.
Ook achter de schermen is AET indrukwekkend. Zo’n 500 medewerkers zorgen dagelijks voor een vlotte en veilige afhandeling van alle goederen. Bovendien werkt AET samen met Wase Werkplaats vzw, een maatwerkbedrijf dat op de terminal actief is.
Tijdens het werkbezoek had ik de kans om in gesprek te gaan met CEO Yves De Larivière van AET en James Deignan van de Grimaldi Group. Hun verhaal getuigt van visie, doorzettingsvermogen en de ambitie om als havenbedrijf niet te wachten op verplichtingen, maar zelf initiatief te nemen.
Antwerp Euroterminal toont dat onze Vlaamse havens niet alleen draaischijven van handel zijn, maar ook proeftuinen voor technologische vooruitgang en duurzame oplossingen.